Zeer lage werkintensiteit (i03)

In 2022 (tewerkstellingsgegevens van 2021) bedroeg het aandeel van de bevolking onder de 65 jaar dat leeft in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit 11,5 procent. Om de duurzame-ontwikkelingsdoelstelling tegen 2030 te realiseren, moet dat cijfer dalen. De trend is gunstig tussen 2015 en 2022 (evaluatie van november 2023).

The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.

Zeer lage werkintensiteit - België en internationale vergelijking

procent van bevolking onder 65 jaar of onder 60 jaar (EU2020)

 20042005201020132015201820192020202120222022//20152018//20042018//20132021//2010
België--------15.013.112.812.311.911.5-3.7------
EU27--------10.18.58.08.39.08.3-2.8------
België (EU2020)14.715.112.714.014.912.612.411.911.811.4-3.8-1.1-2.1-0.7
EU27 (EU2020)----9.910.610.58.88.38.79.3-------3.7-0.6
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: BE 2019

Statbel; Eurostat (2023); European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_lvhl11n en ilc_lvhl11, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 06/10/2023); Statbel (2023); rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Zeer lage werkintensiteit volgens gewest - België

procent van bevolking onder 65 jaar

 20192020202120222022//2019
Brussels Hoofdstedelijk Gewest24.221.022.920.2-5.8
Vlaams Gewest7.77.96.86.1-7.5
Waals Gewest17.516.917.018.00.9
//: Gemiddelde groeivoeten

De onzekerheidsmarge voor deze indicator is aangegeven in de tekst voor het laatste jaar. Breuk in tijdreeks: 2019

Statbel (2012), SILC Quality Reports 2011, https://statbel.fgov.be/nl/themas/huishoudens/armoede-en-levensomstandigheden/risico-op-armoede-sociale-uitsluiting/plus (geraadpleegd op 14/10/2019); Statbel (2023); rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Zeer lage werkintensiteit volgens geslacht - België

procent van bevolking onder 65 jaar

 2015201820192020202120222022//20192018//2015
vrouwen16.014.213.212.612.112.0-3.1-3.9
mannen14.012.012.411.911.710.9-4.2-5.0
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023); European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_lvhl11n, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 06/10/2023); Statbel (2023); rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Zeer lage werkintensiteit volgens leeftijd - België

procent van bevolking onder 65 jaar

 2015201820192020202120222022//20192018//2015
<1813.712.210.510.89.79.7-2.6-3.8
18-2414.113.014.812.712.813.1-4.0-2.7
25-5914.412.312.011.711.711.0-2.9-5.1
60-6439.233.234.929.124.526.3-9.0-5.4
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023); European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_lvhl11n, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 06/10/2023); Statbel (2023); rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Zeer lage werkintensiteit volgens opleiding - België

procent van 18-64-jarigen

 2015201820192020202120222022//20192018//2015
hoogstens lager secundair36.331.232.934.035.737.34.3-4.9
hoger secundair14.213.013.613.113.812.9-1.7-2.9
hoger7.24.75.24.74.34.4-5.4-13.3
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023); European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_lvhl14n, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 06/10/2023); Statbel (2023); rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Zeer lage werkintensiteit volgens huishoudentype - België

procent van bevolking onder 65 jaar

 2015201820192020202120222022//20192018//2015
alleenstaande32.929.931.430.832.328.4-3.3-3.1
eenoudergezin36.834.527.632.327.529.32.0-2.1
twee volwassenen15.413.813.411.510.610.6-7.5-3.6
twee volw., 1 kind6.27.910.08.87.57.1-10.88.4
2 volw., 2 kinderen6.55.53.63.83.63.92.7-5.4
2 volw., 3+ kinderen10.38.78.95.27.79.21.1-5.5
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023); European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_lvhl13n, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 06/10/2023); Statbel (2023); rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Zeer lage werkintensiteit volgens activiteitsstatus - België

procent van 18-64-jarigen of 18-59-jarigen (EU2020)

 2015201820192020202120222022//20192018//2015
werkend0.40.30.40.30.20.2-20.6-9.1
werkloos62.664.066.764.255.559.5-3.70.7
andere inactief41.740.040.540.639.839.3-1.0-1.4
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023); European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_lvhl12n, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 06/10/2023); Statbel (2023); rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Zeer lage werkintensiteit volgens inkomen - België

procent van bevolking onder 65 jaar

 2015201820192020202120222022//20192018//2015
kwintiel 154.453.651.051.947.351.30.2-0.5
kwintiel 217.012.811.612.614.111.4-0.6-9.0
kwintiel 34.82.13.52.52.82.6-9.4-24.1
kwintiel 41.30.71.51.00.90.7-22.4-18.6
kwintiel 50.70.50.60.50.90.60.0-10.6
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023); European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_lvhl13n, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 06/10/2023); Statbel (2023); rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Definitie: alle personen van een huishouden behoren tot een huishouden met een zeer lage werkintensiteit indien de werkintensiteit van dat huishouden minder is dan 20%. De werkintensiteit van het huishouden wordt bepaald als de verhouding tussen het aantal effectief gewerkte maanden door de gezinsleden op actieve leeftijd tijdens het jaar dat voorafgaat aan het enquêtejaar en het totale aantal maanden dat die personen theoretisch zouden kunnen hebben gewerkt tijdens datzelfde jaar.

De gezinsleden op actieve leeftijd worden gedefinieerd als personen van 18 tot en met 64 jaar. Zijn hiervan uitgesloten: studenten (18-24 jaar), personen die zichzelf als gepensioneerd beschouwen of die een pensioen ontvangen (met uitzondering van een overlevingspensioen) en inactieven van 60 tot en met 64 jaar die tot een huishouden behoren waarvan het hoofdinkomen uit pensioenen bestaat.

Personen die leven in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit, maken deel uit van de doelgroep personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting.

Gezien er een tendens is om tot op hogere leeftijd te werken is de leeftijdsbovengrens van deze indicator verhoogd tot 64 jaar ten opzichte van de grens die gold in het kader van de Europa 2020-strategie, namelijk 59 jaar. Ook werden enkel studenten (tussen 18 en 24 jaar) niet beschouwd als gezinsleden op actieve leeftijd. Volgende huishoudens worden volledig uitgesloten van de indicatorberekening, namelijk huishoudens die alleen bestaan uit kinderen, studenten van onder de 25 jaar en/of mensen van respectievelijk 60 of 65 jaar of ouder (Statbel, 2022b; Eurostat, 2021; European Commission, 2022a).

Hierna wordt de algemene evolutie van beide indicatoren voor België en de EU becommentarieerd. Naar de indicator in het kader van de Europa 2020-strategie, met gegevens beschikbaar vanaf 2004, wordt dan verwezen met de aanduiding '(EU 2020)'. Voor de indicator gebruikt na de Europa 2020-strategie in het kader van het actieplan voor de Europese pijler voor sociale rechten (European Commission, 2021) is er geen specifieke aanduiding. Hiervoor zijn data beschikbaar vanaf ten vroegste 2015 en de gegevens voor België worden ook gebruikt om de evolutie per regio en voor verschillende bevolkingscategorieën toe te lichten.

De hier gebruikte gegevens over de werkintensiteit zijn gebaseerd op de enquête European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC). De tewerkstellingsgegevens hebben steeds betrekking op het jaar dat voorafgaat aan het enquêtejaar, wat bijvoorbeeld betekent voor het enquêtejaar 2020 dat bij de berekening van deze indicator de tewerkstellingsgegevens van 2019 zijn gebruikt, die niet beïnvloed werden door de covid-19-crisis.

Statistics Belgium organiseert in België deze binnen de EU geharmoniseerde enquête en stelt de resultaten ervan ter beschikking, onder meer aan Eurostat. 2004 is het eerste jaar waarvoor Europees geharmoniseerde gegevens zijn verzameld waarmee de indicator berekend kan worden. De hier gebruikte gegevens komen, tenzij anders vermeld, van Eurostat dat gedetailleerde en vergelijkbare data voor de EU-lidstaten publiceert. Omdat de gegevens op een enquête gebaseerd zijn, moet er rekening gehouden worden met een onzekerheidsmarge. Die onzekerheidsmarge wordt groter naarmate de indicator berekend wordt op kleinere subpopulaties. De betrouwbaarheidsintervallen (BI) die met deze gegevens overeenkomen, zijn op verzoek verkrijgbaar bij Statistics Belgium.

Vanaf 2019 werd de enquêtemethode grondig herzien met het oog op een grotere nauwkeurigheid. In 2020 had de covid-19-pandemie een impact op de gegevensverzameling. Hierdoor zijn de resultaten van SILC 2020 moeilijk te vergelijken met die van de voorgaande jaren (Statbel, 2021). Daarom worden ze niet gebruikt om de langetermijntrend te berekenen en te evalueren. Eveneens moet worden opgemerkt dat omwille van het grootschalige gebruik van tijdelijke werkloosheid tijdens de covid-19-pandemie de categorie 'werkloos' in SILC 2021 niet alleen langdurig werklozen omvat, maar eveneens personen die meer dan 6 maanden tijdelijk werkloos zijn geweest en die algemeen gezien in minder precaire omstandigheden leven (Statbel, 2022a).

Doelstelling: het aandeel en het aantal personen dat leeft in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit moet dalen.

De duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen of SDG’s die de Verenigde Naties in 2015 hebben aangenomen bevatten de volgende subdoelstellingen: "Gelijke kansen verzekeren en ongelijkheden wegwerken, ook door het afvoeren van discriminerende wetten, beleidslijnen en praktijken en door het bevorderen van de geschikte wetgeving, beleidslijnen en acties in dit opzicht" (subdoelstelling 10.3) en "Tegen 2030 het aandeel mannen, vrouwen en kinderen van alle leeftijden die volgens de nationale definities in armoede leven in al haar dimensies, minstens tot de helft terugbrengen" (subdoelstelling 1.2).

Personen die leven in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit maken deel uit van de doelgroep waarvoor in het kader van het actieplan voor de Europese pijler voor sociale rechten een verminderingsdoelstelling is aangenomen, de zogenaamde personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting (Europese Raad, 2021a, 2021b). België engageerde zich in dat kader om het aantal personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting gebaseerd op de SILC-gegevens van 2019 te verminderen met 279.000 personen (waaronder 93.000 kinderen), tot 1,982 miljoen personen tegen 2030 (European Commission, 2022b; Federal Public Service Social Security, 2023).

Zij maakten ook deel uit– rekening houdend met voornoemde verandering in definitie – van de doelgroep van personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting zoals omschreven in de Europa 2020-strategie (Europese Commissie, 2010).

Evolutie: in de periode 2015-2022 daalde, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, het aandeel personen jonger dan 65 jaar dat leeft in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit van 15% tot 11,5%.

Ondanks de Covid-crisis en de daarmee gepaard gaande lockdowns en economische schade is deze indicator in België tussen 2019 en 2021 niet gestegen. Het Belgische beleid tijdens deze crisis om vooral de inkomens in de laagste decielen veilig te stellen verklaart dit (Federal Public Service Social Security, 2023).

Internationale vergelijking: in 2014 in de EU27 bedroeg het aandeel personen jonger dan 65 jaar dat leeft in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit 10,7%. In 2015 was dit 10,1% en daarna daalde het verder tot 8,3% in 2022. Het gemiddelde voor België in die periode is ongeveer 4,5 procentpunt hoger dan dat van de EU27. In een verdeling van de lidstaten in drie groepen behoort België in 2022 tot de slechtst presterende groep. In dat jaar stond Luxemburg met 3,5% op de eerste plaats en België met 11,5% op de laatste.

Het aandeel personen jonger dan 60 jaar dat leeft in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit in de EU27 (EU 2020) steeg van 9,9% in 2010 tot 11,1% in 2014, om daarna te dalen tot 9,3% in 2021. Het gemiddelde voor België in die periode is 3,7 procentpunt hoger dan dat van de EU27. In een verdeling van de lidstaten in drie groepen behoort België in 2021 tot de slechtst presterende groep. In dat jaar stond Polen met 4,3% op de eerste plaats en Griekenland met 13% op de laatste.

Opsplitsing volgens gewest: het aandeel personen jonger dan 65 jaar dat leeft in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit in 2022 is, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, 20,2% in Brussel (BI95% 17,8 – 23), 6,1% in Vlaanderen (BI95% 5 – 7,2), 18% in Wallonië (BI95% 16,5 – 19,5) en 11,5% in België (BI95% 10,7 – 12,3).

De vergelijking tussen gewesten en de analyse van de ontwikkeling van deze indicatoren in de tijd moet rekening houden met de omvang van de betrouwbaarheidsintervallen.

Opsplitsing volgens geslacht: rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, daalde het aandeel vrouwen jonger dan 65 jaar dat leeft in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit van 16% tot 12% in de periode 2015-2022. Het percentage voor mannen is lager en daalde in die periode van 14% tot 10,9%.

Opsplitsing volgens inkomen: de gegevens over zeer lage werkintensiteit voor de periode 2015-2022 geven aan dat hoe hoger het inkomen, hoe lager het aandeel personen in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019. Met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, leefde 51,3% van de bevolking in het laagste inkomenskwintiel in die situatie in 2022. Voor de hogere inkomenskwintielen daalt dat aandeel sterk en het bereikt 0,6% in het hoogste inkomenskwintiel.

Opsplitsing volgens leeftijd: in de periode 2015-2022, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, daalde het aandeel personen dat leeft in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit voor alle leeftijdscategorieën. De daling voor 60-64-jarigen is opvallend namelijk van 39,2% tot 26,3%. Voor de overige leeftijdscategorieën betreft het een daling van gemiddeld genomen rond 14% tot 11,3%.

Opsplitsing volgens opleiding: hoe hoger het opleidingsniveau, hoe lager het aandeel personen in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit. Rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, bedraagt dit aandeel voor personen met hoogstens een diploma lager secundair onderwijs 37,3% in 2022. Voor de personen met een diploma hoger secundair onderwijs of hoger onderwijs bedraagt die indicator in 2022 respectievelijk 12,9% en 4,4%.

Merk hierbij op dat het aandeel personen in de hoogste opleidingscategorie daalde 7,2% in 2015 tot 4,4% in 2022. Voor diegenen in de laagste onderwijscategorie wordt een daling vastgesteld van 36,3% in 2015 tot 31,2% in 2018, om daarna te stijgen tot 37,3% in 2022. Voor personen in de tussenliggende opleidingscategorie is daling beperkt, namelijk van 14,2% in 2015 tot 12,9% in 2022.

Opsplitsing volgens huishoudentype: het aandeel personen jonger dan 65 jaar dat leeft in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, is het hoogst voor alleenstaanden en eenoudergezinnen, namelijk rond 31,5% voor de periode 2015-2022. Voor huishoudens met twee volwassenen (al dan niet met kinderen) is dit merkelijk lager.

Opsplitsing volgens activiteitsstatus: de gegevens over zeer lage werkintensiteit voor de periode 2015-2022, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, geven aan dat dit aandeel het hoogst is voor werklozen namelijk 59,5%. Voor ‘andere inactieven’ is het 39,3% en voor werkenden 0,2%.

Merk op dat de daling van het aandeel werklozen in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit van 64,2% in 2020 tot 55,5% voor het daaropvolgende jaar beïnvloed wordt door het grootschalige gebruik van tijdelijke werkloosheid ten gevolge van de covid-19-pandemie. De categorie ‘werkloos’ vermeld in SILC 2021 omvat naast langdurig werklozen ook personen die meer dan 6 maanden tijdelijk werkloos zijn geweest en die algemeen gezien in minder precaire omstandigheden leven (Statbel, 2022a). De evolutie tussen 2015 en 2022 van de andere categorieën blijft praktisch stabiel.

VN-indicator: de gekozen indicator is verwant met indicator 1.2.2 – Aandeel van mannen, vrouwen en kinderen van alle leeftijden dat in armoede leeft in al haar dimensies volgens de nationale definities, omdat personen die leven in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit ook behoren tot de populatie van personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting, wat de nationaal gangbare multidimensionale armoededefinitie is.

Bronnen