Kinderarmoede (i02)

  •  30/11/2023
  • doelstelling 
  •  evaluatie 

In 2022 bedroeg de kinderarmoede in België 19,6 procent. Om de duurzame-ontwikkelingsdoelstelling tegen 2030 te realiseren, moet dit cijfer dalen naar 12,1 procent. Dit cijferdoel wordt niet bereikt met een voortzetting van de trend tussen 2015 en 2022 (evaluatie van november 2023; breuk in tijdreeks: BE 2019 – gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar met gegevens vanaf 2019. Dit kan een impact hebben op het evaluatieresultaat, dat dus met de nodige voorzichtigheid gehanteerd moet worden). De kinderarmoede evolueert dus ongunstig.

The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.

Kinderarmoede - België - trendevaluatie

procent van bevolking onder 18 jaar

 20002015201920202021202220252030
waarnemingen--24.123.0--20.519.6----
trend en extrapolatie (november 2023)--24.822.221.520.920.218.717.2
doelstelling 203012.112.112.112.112.112.112.112.1

Kinderarmoede - België en internationale vergelijking

procent van bevolking onder 18 jaar

 2004200520102013201520182019202020222022//20152018//20042018//20132020//2010
België--------24.123.523.022.019.6-2.9------
EU27--------27.423.922.824.024.7-1.5------
België (EU2020)22.723.723.221.923.323.022.320.3----0.11.0-1.3
EU27 (EU2020)----27.327.126.523.422.223.4-------2.9-1.5
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: EU 2020, BE 2019; schatting EU 2010-2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_peps01n en ilc_peps01, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 02/10/2023); Statbel (2023), Risico op armoede of sociale uitsluiting - cijfers, https://statbel.fgov.be/nl/themas/huishoudens/armoede-en-levensomstandigheden/risico-op-armoede-sociale-uitsluiting#figures (geraadpleegd op 02/10/2023); Statbel (2022), rechtstreekse mededeling, 20/09/2022 en Statbel (2023), rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Kinderarmoede volgens gewest - België

procent van bevolking onder 18 jaar

 2015201820192020202120222022//20192018//2015
Brussels Hoofdstedelijk Gewest47.248.448.343.042.944.9-2.40.8
Vlaams Gewest16.515.015.214.111.410.4-11.9-3.1
Waals Gewest28.728.927.027.928.126.6-0.50.2
//: Gemiddelde groeivoeten

De onzekerheidsmarge voor deze indicator is aangegeven in de tekst voor het laatste jaar. Breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_peps11n, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 02/10/2023); Statbel (2023), rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Kinderarmoede volgens geslacht - België

procent van bevolking onder 18 jaar

 2015201820192020202120222022//20192018//2015
vrouwen24.322.921.120.219.919.9-1.9-2.0
mannen23.924.124.823.721.019.3-8.00.3
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_peps01n, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 02/10/2023);

Deelindicatoren van 'risico op armoede of sociale uitsluiting' - België

procent van bevolking onder 18 jaar

 2004200520102013201520182019202020222022//20152018//20042018//2015
armoederisico15.918.118.317.218.020.118.915.614.1-3.41.73.7
zeer lage werkintensiteit--------13.712.210.510.89.7-4.8---3.8
ernstige materiële en sociale ontbering--------9.99.28.48.17.7-3.5---2.4
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019 - gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar met gegevens vanaf 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_li02, ilc_lvhl11n en ilc_mdsd11, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 02/10/2023)

Definitie: het aandeel personen jonger dan 18 jaar met een risico op armoede of sociale uitsluiting komt overeen met de verhouding van het aantal personen jonger dan 18 jaar dat tot minstens één van drie deelpopulaties behoort ten opzichte van de bevolking jonger dan 18 jaar. Die deelpopulaties zijn de personen met een armoederisico, personen die leven in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit en personen die leven in een situatie van ernstige materiële en sociale ontbering (Statbel, 2023).

De indicator 'risico op armoede of sociale uitsluiting' werd reeds gebruikt in het kader van de Europa 2020-strategie. Echter twee van de drie deelindicatoren hadden toen een andere definitie: ernstige materiële ontbering is nu vervangen door ernstige materiële en sociale ontbering (met een geüpdatet lijst items) en de in acht genomen personen voor het berekenen van de indicator over zeer lage werkintensiteit wijzigde licht.

Hierna wordt de algemene evolutie van kinderarmoede voor België en de EU27 becommentarieerd. Naar de indicator in het kader van de Europa 2020-strategie, met gegevens beschikbaar vanaf 2004, wordt dan verwezen met de aanduiding '(EU 2020)'. Voor de indicator gebruikt na de Europa 2020-strategie in het kader van het actieplan voor de Europese pijler voor sociale rechten (European Commission, 2021) is er geen specifieke aanduiding. Hiervoor zijn data beschikbaar vanaf ten vroegste 2015 en de gegevens voor België worden ook gebruikt om de evolutie van onder andere het gewestelijk niveau toe te lichten.

De gegevens over de personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting jonger dan 18 jaar, hier verder 'kinderarmoede' genoemd, zijn gebaseerd op de enquête European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC). De inkomensgegevens gebruikt voor de berekening van de deelpopulatie van personen jonger dan 18 jaar met een armoederisico hebben steeds betrekking op het inkomen van alle huishoudenleden in het jaar dat voorafgaat aan het enquêtejaar. Dit laatste is ook het geval voor de tewerkstellingsgegevens gebruikt voor het berekenen van de deelpopulatie van personen die leven in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit. De gegevens gebruikt voor het berekenen van de personen jonger dan 18 jaar die leven in een situatie van ernstige materiële ontbering en in een situatie van ernstige materiële en sociale ontbering hebben betrekking op heel het huishouden op het ogenblik van enquêtering.

Statistics Belgium organiseert in België deze binnen de EU geharmoniseerde enquête en stelt de resultaten ervan ter beschikking, onder meer aan Eurostat. 2004 is het eerste jaar waarvoor Europees geharmoniseerde gegevens zijn verzameld waarmee de indicator berekend kan worden. De hier gebruikte gegevens komen van Eurostat dat gedetailleerde en vergelijkbare data voor de EU-lidstaten publiceert. Omdat de gegevens op een enquête gebaseerd zijn, moet er rekening gehouden worden met een onzekerheidsmarge. Die onzekerheidsmarge wordt groter naarmate de indicator berekend wordt op kleinere subpopulaties. De betrouwbaarheidsintervallen (BI) die met deze gegevens overeenkomen, zijn op verzoek verkrijgbaar bij Statistics Belgium.

Vanaf 2019 werd de enquêtemethode grondig herzien met het oog op een grotere nauwkeurigheid, waardoor de gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar zijn met de gegevens vanaf 2019.In 2020 had de covid-19-pandemie een impact op de gegevensverzameling. Hierdoor zijn de resultaten van SILC 2020 moeilijk te vergelijken met die van de voorgaande jaren (Statbel, 2021). Daarom worden ze niet gebruikt om de langetermijntrend te berekenen en te evalueren. Eveneens moet worden opgemerkt dat omwille van het grootschalige gebruik van tijdelijke werkloosheid tijdens de covid-19-pandemie de categorie 'werkloos' in SILC 2021 niet alleen langdurig werklozen omvat, maar eveneens personen die meer dan 6 maanden tijdelijk werkloos zijn geweest en die algemeen gezien in minder precaire omstandigheden leven (Statbel, 2022).

Doelstelling: tegen 2030 moet de kinderarmoede gehalveerd zijn, namelijk van 24,1% in 2015 naar 12,1% in 2030.

De duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen of SDG’s die de Verenigde Naties in 2015 hebben aangenomen, bevatten subdoelstelling 1.2: "Tegen 2030 het aandeel mannen, vrouwen en kinderen van alle leeftijden die volgens de nationale definities in armoede leven in al haar dimensies, minstens tot de helft terugbrengen". Vertaald in Belgische context betekent dit dat, tegen 2030, het aandeel personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting jonger dan 18 jaar gehalveerd zou moeten zijn.

De Europese Sociale top in Porto van 7 mei 2021 heeft in het kader van het actieplan voor de Europese pijler voor sociale rechten (European Commission, 2021) nieuwe sociale doelstellingen voor 2030 overeengekomen tussen de Europese Raad, de Europese Commissie, het Europees Parlement en de sociale partners. Die doelstellingen werden goedgekeurd door de Europese Raad (Europese Raad, 2021a, 2021b). Een vermindering in de EU tegen 2030, in vergelijking met het jaar 2019, van het aantal personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting met ten minste 15 miljoen, inclusief 5 miljoen kinderen, werd er voorgesteld.

België engageerde zich in dat kader om het aantal kinderen met een risico op armoede of sociale uitsluiting, of anders gezegd het aantal kinderen met kinderarmoede, tegen 2030, in vergelijking met het jaar 2019, te verminderen met 93.000 personen (Federal Public Service Social Security, 2023). In 2019 waren er 554.000 kinderen in kinderarmoede. Het cijferdoel voor kinderarmoede voor 2030 van België komt dus overeen met 461.000 personen. De verminderingsdoelstelling van 93.000 maakt deel uit van de globale doelstelling van België om het aantal personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting gebaseerd op de SILC-gegevens van 2019 te verminderen met 279.000 personen tot 1,982 miljoen personen tegen 2030.

De verminderingsdoelstelling voor kinderen wordt overgenomen in het Belgisch nationaal actieplan voor de Europese Kindgarantie 2022-2030, dit in navolging van de aanbeveling inzake de Europese Kindgarantie van 4 juni 2021 van de Raad van de Europese Unie (POD Maatschappelijke Integratie, 2022).

Evolutie: de kinderarmoede daalde, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, van 24,1% in 2015 tot 19,6% in 2022. In absolute cijfers gaat om 561.000 kinderen in 2015 en 478.000 kinderen in 2022. In 2019 bedroeg dit cijfer 554.000.

Tussen 2004 en 2020 schommelde de kinderarmoede (EU 2020) tussen 20,3% (waarde voor 2020) en 23,7% (waarde voor 2005).

Internationale vergelijking: de kinderarmoede daalde in de EU27 van 27,4% in 2015 tot 24,7% in 2022. In een verdeling van de lidstaten in drie groepen behoort België in 2022 tot de middelmatig presterende groep en het scoort beter dan het Europese gemiddelde. In dat jaar stond de Slovenië met 10,3% op de eerste plaats en Roemenië met 41,5% op de laatste.

Tussen 2010 en 2020 is de kinderarmoede (EU 2020) in de EU27 gedaald van 27,3% tot 23,4%. In een verdeling van de lidstaten in drie groepen behoort België in 2020 tot de middelmatig presterende groep en het scoort beter dan het Europese gemiddelde. In dat jaar stond de Slovenië met 12,2% op de eerste plaats en Roemenië met 36,3% op de laatste.

Opsplitsing volgens gewest: het aandeel kinderarmoede in 2022 is, met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, 44,9% in Brussel (BI95% 38,2 – 51,6), 10,4% in Vlaanderen (BI95% 6,8 – 14), 26,6% in Wallonië (BI95% 22,3 – 30,9) en 19,6% in België (BI95% 17,1 – 22,1).

De vergelijking tussen gewesten en de analyse van de ontwikkeling van deze indicatoren in de tijd moet rekening houden met de omvang van de betrouwbaarheidsintervallen.

Opsplitsing volgens geslacht: in de periode 2015-2022 is het aandeel kinderarmoede bij vrouwen, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, gedaald van 24,3% tot 19,9%. Voor mannen is dit 23,9% en 19,3%.

Opsplitsing volgens deelindicatoren van kinderarmoede: kinderarmoede wordt hier gemeten met de indicator risico op armoede of sociale uitsluiting voor personen jonger dan 18 jaar. Die indicator is samengesteld uit drie deelindicatoren voor dezelfde leeftijdscategorie, die, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, als volgt evolueerden.

Het armoederisicopercentage voor personen jongeren dan 18 jaar steeg van 15,9% in 2015 tot 20,1% in 2018. Daarna daalde dit tot 14,1% in 2022. Het aandeel personen onder 18 jaar die leven in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit 13,7% in 2015 tot 9,7% in 2022. Het aandeel personen onder 18 jaar die leven in een situatie van ernstige materiële en sociale ontbering daalde van 11,1% in 2015 tot 7,7% in 2022.

VN-indicator: de gekozen indicator stemt overeen met indicator 1.2.2 – Aandeel van mannen, vrouwen en kinderen van alle leeftijden dat in armoede leeft in al haar dimensies volgens de nationale definities.

Bronnen