Diepte van het armoederisico (i48)

In 2022 (inkomens 2021) bedroeg de diepte van het armoederisico in België 18,2 procent. Om de duurzame-ontwikkelingsdoelstelling tegen 2030 te realiseren, moet dat cijfer dalen. De trend is onbepaald tussen 2004 en 2022 (evaluatie van november 2023; breuk in tijdreeks: BE 2019 – gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar met gegevens vanaf 2019. Dit kan een impact hebben op het evaluatieresultaat, dat dus met de nodige voorzichtigheid gehanteerd moet worden).

The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.

Diepte van het armoederisico - België en internationale vergelijking

procentuele afstand tot armoederisicodrempel

 20042005201020132015201820192020202120222022//20192018//20042018//20132021//2010
België21.517.818.019.217.419.416.316.215.218.23.7-0.70.2-1.5
EU27----23.124.425.424.524.524.724.523.1-1.9--0.10.5
//: Gemiddelde groeivoeten

De diepte van het armoederisico komt overeen met het verschil tussen het mediaan inkomen van de bevolking met een armoederisico en de armoededrempel, uitgedrukt in % van de armoededrempel. Schatting: EU 2014-2019, breuk in tijdreeks: BE 2019 - gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar met gegevens vanaf 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), sdg_10_30, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 02/10/2023), Statbel (2022), rechtstreekse mededeling, 20/09/2022 en Statbel (2023), rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Diepte van het armoederisico volgens gewest - België

procentuele afstand tot armoederisicodrempel

 2012201520182019202020222022//20192018//2012
Brussels Hoofdstedelijk Gewest21.820.522.820.120.019.9-0.30.8
Vlaams Gewest17.815.816.013.213.318.211.3-1.8
Waals Gewest18.517.419.918.416.717.8-1.11.2
//: Gemiddelde groeivoeten

De onzekerheidsmarge voor deze indicator is aangegeven in de tekst voor het laatste jaar. Breuk in tijdreeks: 2019 - gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar met gegevens vanaf 2019

Statbel (2022), rechtstreekse mededeling, 20/09/2022 en Statbel (2023), rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Diepte van het armoederisico volgens geslacht - België

procentuele afstand tot armoederisicodrempel

 2004200520102013201520182019202020222022//20192018//20042018//2013
vrouwen20.716.818.018.517.218.615.416.017.84.9-0.80.1
mannen22.418.018.020.117.820.017.316.420.05.0-0.8-0.1
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019 - gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar met gegevens vanaf 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_li11, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 02/10/2023), Statbel (2022), rechtstreekse mededeling, 20/09/2022 en Statbel (2023), rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Diepte van het armoederisico volgens leeftijd - België

procentuele afstand tot armoederisicodrempel

 2004200520102013201520182019202020222022//20192018//20042018//2013
<1820.717.620.821.318.020.415.415.621.211.2-0.1-0.9
18-6424.019.321.122.819.821.418.618.020.33.0-0.8-1.3
>6418.014.313.010.511.110.811.512.611.60.3-3.60.6
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019 - gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar met gegevens vanaf 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_li11, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 02/10/2023), Statbel (2022), rechtstreekse mededeling, 20/09/2022 en Statbel (2023), rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Definitie: de diepte van het armoederisico wordt berekend als de afstand tussen het mediaan equivalente totale netto beschikbaar inkomen van personen onder de armoederisicodrempel en de armoederisicodrempel zelf, uitgedrukt als een percentage van de armoederisicodrempel. De indicator geeft een indicatie van de ernst of diepte van de armoede in een land. Hoe groter de indicator, hoe lager het inkomen van personen met een armoederisico is. Het is een instrument om de aard van de ongelijkheid binnen een samenleving te kwantificeren.

Deze armoederisicodrempel is vastgesteld op 60% van het nationale mediaan equivalente beschikbare inkomen van alle personen van hetzelfde land. Die armoederisicodrempel wordt voor elk jaar opnieuw berekend. Het netto beschikbaar inkomen is gelijk aan de som van de bruto-inkomens van alle gezinsleden verminderd met belastingen, sociale bijdragen en transferten tussen huishoudens (EC, 2016). Om het netto equivalent beschikbaar inkomen te bekomen wordt het netto beschikbaar inkomen gedeeld door een equivalentiefactor (de zogenaamde gewijzigde equivalentieschaal van de OESO). Een volwassene heeft een factor van 1, elke extra persoon vanaf 14 jaar een factor van 0,5 en elke extra persoon jonger dan 14 jaar een factor van 0,3. Het netto equivalent beschikbaar inkomen laat toe om de levensstandaard van personen te vergelijken rekening houdend met de schaalvoordelen die het gevolg zijn van een gezamenlijke huishouding en met de samenstelling van het gezin. Er wordt verondersteld dat de levensstandaard van personen met een netto equivalent beschikbaar inkomen lager dan 60% van de nationale mediaan in de totale bevolking ontoereikend is om aan te sluiten bij de minimaal aanvaardbare leefpatronen in België.

De hier gebruikte gegevens over de personen met een armoederisico zijn gebaseerd op de enquête European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), waarbij inkomensgegevens steeds betrekking hebben op het jaar dat voorafgaat aan het enquêtejaar. Dit betekent bijboorbeeld voor het enquêtejaar 2020 dat bij de berekening van deze indicator de inkomens van 2019 zijn gebruikt, die niet beïnvloed werden door de covid-19-crisis (Statbel 2021a).

Statbel organiseert in België deze binnen de EU geharmoniseerde enquête en stelt de resultaten ervan ter beschikking, onder meer aan Eurostat. 2004 is het eerste jaar waarvoor Europees geharmoniseerde gegevens zijn verzameld waarmee de indicator berekend kan worden. De hier gebruikte gegevens komen van Eurostat dat gedetailleerde en vergelijkbare data voor de EU-lidstaten publiceert. Omdat de gegevens op een enquête gebaseerd zijn, moet er rekening gehouden worden met een onzekerheidsmarge. Die onzekerheidsmarge wordt groter naarmate de indicator berekend wordt op kleinere subpopulaties. De betrouwbaarheidsintervallen (BI) zijn op verzoek verkrijgbaar bij Statbel.

Vanaf 2019 werd de enquêtemethode grondig herzien met het oog op een grotere nauwkeurigheid, waardoor de gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar zijn met de gegevens vanaf 2019. In 2020 had de covid-19-pandemie een impact op de gegevensverzameling. Hierdoor zijn de resultaten van SILC 2020 moeilijk te vergelijken met die van de voorgaande jaren (Statbel, 2021b). Daarom worden ze niet gebruikt om de langetermijntrend te berekenen en te evalueren.

Doelstelling: de diepte van het armoederisico moet dalen.

De duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen of SDG’s die de Verenigde Naties in 2015 hebben aangenomen, bevatten subdoelstelling 10.3: "Gelijke kansen verzekeren en ongelijkheden wegwerken, ook door het afvoeren van discriminerende wetten, beleidslijnen en praktijken en door het bevorderen van de geschikte wetgeving, beleidslijnen en acties in dit opzicht".

De SDG’s bevatten, naast subdoelstelling 10.3 ook de volgende subdoelstellingen: "Tegen 2030 geleidelijk tot een inkomenstoename van de onderste 40% van de bevolking komen tegen een ritme dat hoger ligt dan het nationale gemiddelde, en die toename ook in stand houden" (subdoelstelling 10.1);"Tegen 2030 de sociale, economische en politieke inclusie van iedereen mogelijk maken en bevorderen, ongeacht leeftijd, geslacht, handicap, ras, etniciteit, herkomst, godsdienst of economische of andere status". (subdoelstelling 10.2); "Beleid voeren dat geleidelijk tot een grotere gelijkheid leidt, in het bijzonder inzake fiscaliteit, lonen en sociale bescherming" (subdoelstelling 10.4) en "Tegen 2030 het aandeel mannen, vrouwen en kinderen van alle leeftijden die volgens de nationale definities in armoede leven in al haar dimensies, minstens tot de helft terugbrengen" (subdoelstelling 1.2).

De Federale beleidsvisie op lange termijn inzake duurzame ontwikkeling heeft in verband met het basisprincipe dat de levensstandaard van personen met een armoederisico ontoereikend is om aan te sluiten bij de minimaal aanvaardbare leefpatronen in België volgende ambitie voor 2050 vooropgesteld, die verder reikt dan de SDG’s of de Europa 2020-strategie: "Iedereen zal beschikken over een inkomen uit arbeid, uit vermogen of afkomstig van sociale beschermingsstelsels en heeft toegang tot diensten van algemeen belang. Iedereen zal aldus gedurende alle fasen van zijn leven kunnen voorzien in alle behoeften om menswaardig te leven" (doelstelling 2; Belgisch Staatsblad, 08/10/2013).

Evolutie: in 2022 bedroeg de diepte van het armoederisico in België, met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, 18,2%. Dit betekent dat het mediane equivalent totale netto beschikbaar inkomen van personen met een armoederisico 18,2% lager was dan de armoederisicodrempel. In 2022 bedroeg die armoederisicodrempel voor een alleenstaande persoon 16.388 euro (zie armoederisico). De diepte van het armoederisico kent een wisselend verloop sinds 2004. In 2004 bedroeg ze 21,5%. Het gemiddelde van de periode 2004-2018 bedraagt 18,6%. In 2019 was dit 16,3% en het daalde daarna tot 15,2% in 2021. In 2022 steeg het tot 18,2%.

Internationale vergelijking: de diepte van het armoederisico in de EU27 is hoger dan in België. Tussen 2010 en 2022 schommelde die rond 23,7%. In 2022 bedroeg het 23,1%. In een verdeling van de lidstaten in drie groepen behoort België in 2022 tot de best presterende groep en het scoort beter dan het Europese gemiddelde. In dat jaar stond de Finland met 14,8% op de eerste plaats en Roemenië met 32% op de laatste.

Opsplitsing volgens gewest: de diepte van het armoederisico in 2022 is, met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, 19,9% in Brussel (BI95% 11,5 – 28,3), 18,2% in Vlaanderen (BI95% 16,2 – 20,2), 17,8% in Wallonië (BI95% 15 – 20,6) en 18,2% in België (BI95% 17,3 – 19,1). De vergelijking tussen gewesten en de analyse van de ontwikkeling van deze indicatoren in de tijd moet rekening houden met de omvang van de betrouwbaarheidsintervallen.

Opsplitsing volgens geslacht: de diepte van het armoederisico van vrouwen bedroeg in de periode 2004-2018 gemiddeld 18%. Voor mannen is dit 19,3%. Tussen 2019 en 2022 steeg deze indicator voor vrouwen van 15,4% naar 17,8% en voor mannen van 17,3% naar 20%.

Opsplitsing volgens leeftijd: de diepte van het armoederisico van personen jonger dan 18 jaar fluctueerde in de periode 2004-2018 rond 19,6%. Voor personen tussen 18 en 65 jaar was dit 20,8%. Voor 65-plussers kan in die periode een dalende trend worden vastgesteld van 18% tot 10,8%.

Tussen 2019 en 2022 steeg deze indicator voor personen jonger dan 18 jaar van 15,4% naar 21,2%. Voor personen tussen 18 en 65 jaar was dit respectievelijk 18,6% en 20,3%. En voor de 65-plussers bleef deze indicator in die periode vrij stabiel rond 12,2%.

VN-indicator: de gekozen indicator stemt met geen enkele SDG-indicator overeen, maar sluit wel aan bij subdoelstelling 10.3. De indicator diepte van het armoederisico geeft immers de ernst van de armoedesituatie weer. Hoe groter de indicator, des te moeilijker het is om gelijke kansen te verzekeren voor personen met een armoederisico en ongelijkheden weg te werken die beïnvloed worden door de inkomenssituatie van de betrokkenen.

Bronnen