Werkende armen (i43)

  •  29/11/2024
  • doelstelling 
  •  evaluatie 

In 2023 (inkomens 2022) bedroeg het aandeel werkende armen in België 4,7 procent. Om de duurzame-ontwikkelingsdoelstelling tegen 2030 te realiseren, moet dat cijfer dalen. De trend is onbepaald tussen 2004 en 2023 (evaluatie van november 2024; breuk in tijdreeks: BE 2019 – gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar met gegevens vanaf 2019. Dit kan een impact hebben op het evaluatieresultaat, dat dus met de nodige voorzichtigheid gehanteerd moet worden).

The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.

Werkende armen - België en internationale vergelijking

procent van bevolking 18 jaar en ouder

 200420052010201520182019202020232023//20192018//2004
België4.03.94.54.65.14.84.24.7-0.51.8
EU27----8.59.79.39.08.88.3-2.0--
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: EU 2020, BE 2019 - gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar met gegevens vanaf 2019

 Statbel; Eurostat (2024), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_iw01, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 14/10/2024)

Werkende armen volgens gewest - België

procent van bevolking 18 jaar en ouder

 200420052010201520182019202020232023//20192018//2004
Brussels Hoofdstedelijk Gewest8.89.48.49.912.111.48.69.6-4.22.3
Vlaams Gewest 3.13.23.53.43.23.42.93.72.10.2
Waals Gewest 4.63.95.45.27.05.65.65.0-2.83.0
//: Gemiddelde groeivoeten

De onzekerheidsmarge voor deze indicator is aangegeven in de tekst voor het laatste jaar. Breuk in tijdreeks: 2019 - gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar met gegevens vanaf 2019; covid-19-pandemie had impact op gegevensverzameling 2020

Statbel (2024), rechtstreekse mededeling 14/11/2024

Werkende armen volgens geslacht - België

procent van bevolking 18 jaar en ouder

 200420052010201520182019202020232023//20192018//2004
vrouwen3.43.14.24.84.44.74.34.3-2.21.9
mannen4.54.54.84.45.84.94.25.00.51.8
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: 2019 - gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar met gegevens vanaf 2019

 Statbel; Eurostat (2024), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_iw01, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 14/10/2024)

Werkende armen volgens leeftijd - België

procent van bevolking 18 jaar en ouder

 200420052010201520182019202020232023//20192018//2004
18-244.24.94.56.64.68.13.110.05.40.7
25-494.24.24.34.45.35.24.34.9-1.51.7
50-643.22.94.84.34.83.34.53.72.92.9
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: BE 2019 - gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar met gegevens vanaf 2020; covid-19-pandemie had impact op gegevensverzameling 2020

Statbel (2024), rechtstreekse mededeling 14/11/2024

Werkende armen volgens opleiding - België

procent van 18-jarigen en ouder

 200420052010201520182019202020232023//20192018//2004
hoogstens lager secundair6.77.28.59.214.212.012.414.85.45.5
hoger secundair4.33.85.05.85.95.54.95.91.82.3
hoger2.42.12.42.62.42.52.12.4-1.00.0
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: BE 2019 - gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar met gegevens vanaf 2021

 Statbel; Eurostat (2024), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_iw04, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 14/10/2024)

Werkende armen volgens huishoudentype - België

procent van bevolking

 200420052010201520182019202020232023//20192018//2004
alleenstaande4.85.24.16.67.27.26.78.33.62.9
eenoudergezin12.412.112.514.018.916.511.512.1-7.53.1
2 volwassenen <653.01.53.31.82.41.31.62.315.3-1.6
2 volw., minstens 1 >64------3.42.81.51.64.833.7--
2 volw., 1 kind2.53.63.63.53.84.45.22.9-9.93.0
2 volw., 2 kinderen3.83.74.83.13.23.53.13.0-3.8-1.2
2 volw., 3+ kinderen7.47.86.211.112.511.99.28.6-7.83.8
//: Gemiddelde groeivoeten

breuk in tijdreeks: BE 2019 - gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar met gegevens vanaf 2022; covid-19-pandemie had impact op gegevensverzameling 2020

Statbel (2024), rechtstreekse mededeling 14/11/2024

Definitie: het percentage van de bevolking van 18 jaar en ouder dat verklaarde te werken (in loondienst of als zelfstandige) en dat een armoederisico loopt. Personen hebben een armoederisico indien hun equivalent beschikbaar inkomen onder de armoederisicodrempel ligt, die is vastgesteld op 60% van het nationale mediane equivalente beschikbare inkomen (na sociale overdrachten; Eurostat, 2024).

De hier gebruikte gegevens over de personen met een armoederisico zijn gebaseerd op de enquête European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), waarbij inkomensgegevens steeds betrekking hebben op het jaar dat voorafgaat aan het enquêtejaar. Dit betekent bijvoorbeeld voor het enquêtejaar 2020 dat bij de berekening van deze indicator de inkomens van 2019 zijn gebruikt, die niet beïnvloed werden door de covid-19-crisis (Statbel, 2021a).

Statbel organiseert in België deze binnen de EU geharmoniseerde enquête en stelt de resultaten ervan ter beschikking, onder meer aan Eurostat. 2004 is het eerste jaar waarvoor Europees geharmoniseerde gegevens zijn verzameld waarmee de indicator berekend kan worden. De hier gebruikte gegevens komen van Eurostat dat gedetailleerde en vergelijkbare data voor de EU-lidstaten publiceert. Omdat de gegevens op een enquête gebaseerd zijn, moet er rekening gehouden worden met een onzekerheidsmarge. Die onzekerheidsmarge wordt groter naarmate de indicator berekend wordt op kleinere subpopulaties. De betrouwbaarheidsintervallen (BI) zijn op verzoek verkrijgbaar bij Statbel.

Vanaf 2019 werd de enquêtemethode grondig herzien met het oog op een grotere nauwkeurigheid, waardoor de gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar zijn met de gegevens vanaf 2019. In 2020 had de covid-19-pandemie een impact op de gegevensverzameling. Hierdoor zijn de resultaten van SILC 2020 moeilijk te vergelijken met die van de voorgaande jaren (Statbel, 2021b). Daarom worden ze niet gebruikt om de langetermijntrend te berekenen en te evalueren. Eveneens moet worden opgemerkt dat omwille van het grootschalige gebruik van tijdelijke werkloosheid tijdens de covid-19-pandemie, de categorie 'werkloos' in SILC 2021 niet alleen langdurig werklozen omvat, maar eveneens personen die meer dan 6 maanden tijdelijk werkloos zijn geweest en die algemeen gezien in minder precaire omstandigheden leven (Statbel, 2022).

Doelstelling: het aandeel werkende armen moeten dalen.

De duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen of SDG’s die de Verenigde Naties in 2015 hebben aangenomen, bevatten subdoelstellingen 8.5 "Tegen 2030 komen tot een volledige en productieve tewerkstelling en waardig werk voor alle vrouwen en mannen, ook voor jonge mensen en personen met een handicap, alsook een gelijk loon voor werk van gelijke waarde" en 10.2 “Tegen 2030 de sociale, economische en politieke inclusie van iedereen mogelijk maken en bevorderen, ongeacht leeftijd, geslacht, handicap, ras, etniciteit, herkomst, godsdienst of economische of andere status".

De Federale beleidsvisie op lange termijn inzake duurzame ontwikkeling (Belgisch Staatsblad, 08/10/2013) bevat de volgende doelstellingen: "De arbeidsmarkt zal voor iedereen toegankelijk zijn en de actieve bevolking waardig werk aanbieden" (doelstelling 8), "Het werkgelegenheidsniveau zal zo hoog en stabiel mogelijk zijn en respecteert de principes van waardig werk. Iedereen op arbeidsleeftijd zal de mogelijkheid hebben betaald werk te vinden" (doelstelling 9) en "De arbeidsomstandigheden zullen gedurende de hele loopbaan aangepast worden om ervoor te zorgen dat de levenskwaliteit verbetert en dat men langer kan werken" (doelstelling 11).

Evolutie: het percentage werkende armen (onder de bevolking ouder dan 18 jaar) steeg van 4% in 2004 tot 5,1% in 2018, om daarna te dalen tot 3,6% in 2022, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019. Daarna steeg het tot 4,7% in 2023.

Internationale vergelijking: tussen 2010 en 2016 steeg het percentage werkende armen in de EU27 van 8,5% tot 9,8%. Daarna daalde dit aandeel tot 8,3% in 2023. Tussen 2010 en 2023 is het aandeel van de EU27 ongeveer 4 procentpunt hoger dan dat van België. In een verdeling van de lidstaten in drie groepen behoort België in 2023 tot de best presterende groep. In dat jaar stond de Finland met 2,8% op de eerste plaats en Roemenië met 15,3% op de laatste.

Opsplitsing volgens gewest: het percentage werkende armen in 2023 is, met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, 9,6% in Brussel (BI95% 6,7 – 12,5), 3,7% in Vlaanderen (BI95% 2,6 – 4,8), 5% in Wallonië (BI95% 3,7 – 6,3) en 4,7% in België (BI95% 3,9 – 5,5). De vergelijking tussen gewesten en de analyse van de ontwikkeling van deze indicatoren in de tijd moet rekening houden met de omvang van de betrouwbaarheidsintervallen.

Opsplitsing volgens geslacht: tussen 2004 en 2023 steeg, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, het percentage vrouwelijke werkende armen van 3,4% tot 4,3%, met een tussentijds maximum van 5,2% in 2008 en 2014 toen dit aandeel hoger was dan dat van mannen. Het percentage mannen steeg van 4,5% in 2004 tot 5% in 2023 en was van 2016 tot 2018 hoger dan dat van vrouwen. Met 5,8% in 2018 piekte het aandeel mannelijke werkende armen.

Opsplitsing volgens leeftijd: het percentage werkende armen in de leeftijdscategorie 50-64 jaar steeg, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, tussen 2004 en 2023 licht van 3,2% tot 3,7%. Voor de 25-49-jarigen steeg dit aandeel van 3,2% tot 4,9%. Het percentage werkende armen in de leeftijdscategorie 18-24-jarigen is meer dan verdubbeld van 4,2% in 2004 tot 10% in 2023, de hoogst geregistreerde waarde.

Opsplitsing volgens opleiding: het percentage werkende armen met hoogstens een diploma lager secundair onderwijs, met een diploma hoger secundair onderwijs en met een diploma hoger onderwijs bedroeg respectievelijk 6,7%, 4,3% en 2,4% in 2004. Voor de eerste twee opleidingscategorieën steeg, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019, dit percentage tot respectievelijk 14,8% en 5,9% in 2023. Voor de laatste opleidingscategorie was dit percentage 2,4% in 2023, hetzelfde als in 2004. Het percentage werkende armen met hoogstens een diploma lager secundair onderwijs is dus meer dan verdubbeld in de periode 2004-2023.

Uit deze cijfers blijkt dat hoe hoger het opleidingsniveau, hoe lager het percentage werkende armen.

Opsplitsing volgens huishoudentype: eenoudergezinnen hebben, met 14%, gemiddeld genomen het hoogste percentage werkende armen in de periode 2004-2023, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019. Hierna komen gezinnen met twee volwassenen en met drie of meer kinderen. In die periode is hun aandeel gemiddeld 8%. Voor de overige huishoudentypes fluctueert dit aandeel rond 5%.

VN-indicator: de gekozen indicator is verwant met indicator 10.2.1 - Deel van de bevolking dat leeft met minder dan 50% van het mediaaninkomen, naar leeftijd, geslacht en handicap. De VN gebruikt als inkomensdrempel 50%, terwijl de hier gekozen indicator 60% aanneemt.

Bronnen