Inkomensongelijkheid: S80/S20 (i50)

  •  30/11/2023
  • doelstelling  
  •  evaluatie 

In 2022 (inkomens 2021) bedroeg de inkomenskwintielverhouding S80/S20 in België 3,6. Om de duurzame-ontwikkelingsdoelstelling tegen 2030 te realiseren, mag dat cijfer niet toenemen. De trend is gunstig tussen 2004 en 2022 (evaluatie van november 2023; breuk in tijdreeks: BE 2019 – gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar met gegevens vanaf 2019. Dit kan een impact hebben op het evaluatieresultaat, dat dus met de nodige voorzichtigheid gehanteerd moet worden).

The chart will appear within this DIV.
The chart will appear within this DIV.

Inkomenskwintielverhouding S80/S20 - België en internationale vergelijking

 20042005201020132015201820192020202120222022//20192018//20042018//20132021//2010
België3.94.03.93.83.83.83.63.73.43.6-0.4-0.2-0.1-1.2
EU27----4.95.15.25.15.04.95.04.7-1.7--0.00.2
//: Gemiddelde groeivoeten

schatting: EU 2014-2019, breuk in tijdreeks: EU 2020, BE 2019 - gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar met gegevens vanaf 2019

Statbel; Eurostat (2023), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), ilc_di11, https://ec.europa.eu/eurostat (geraadpleegd op 02/10/2023), Statbel (2022), rechtstreekse mededeling, 20/09/2022 en Statbel (2023), rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Inkomenskwintielverhouding S80/S20 volgens gewest - België

 2012201520182019202020222022//20192018//2012
Brussels Hoofdstedelijk Gewest6.15.74.94.75.25.66.0-3.6
Vlaams Gewest3.63.43.43.33.43.2-1.0-0.9
Waals Gewest3.83.73.83.63.53.4-1.90.0
//: Gemiddelde groeivoeten

De onzekerheidsmarge voor deze indicator is aangegeven in de tekst voor het laatste jaar. Breuk in tijdreeks: 2019 - gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar met gegevens vanaf 2019

Statbel (2022), rechtstreekse mededeling, 20/09/2022 en Statbel (2023), rechtstreekse mededeling, 17/2/2023.

Definitie: de inkomenskwintielverhouding van de bevolking is een maatstaf van inkomensongelijkheid. Het is de verhouding van het totale netto equivalent beschikbaar inkomen van de 20% personen met het hoogste inkomen (S80) ten opzichte van het totale netto equivalent beschikbaar inkomen van de 20% personen met het laagste inkomen (S20). Het netto beschikbaar inkomen is gelijk aan de som van de bruto-inkomens van alle gezinsleden verminderd met belastingen, sociale bijdragen en transferten tussen huishoudens (EC, 2016). Om het netto equivalent beschikbaar inkomen te bekomen wordt het netto beschikbaar inkomen gedeeld door een equivalentiefactor (de zogenaamde gewijzigde equivalentieschaal van de OESO). Een volwassene heeft een factor van 1, elke extra persoon vanaf 14 jaar een factor van 0,5 en elke extra persoon jonger dan 14 jaar een factor van 0,3. Het netto equivalent beschikbaar inkomen laat toe om de levensstandaard van personen te vergelijken rekening houdend met de schaalvoordelen die het gevolg zijn van een gezamenlijke huishouding en met de samenstelling van het gezin.

De hier gebruikte inkomensgegevens zijn gebaseerd op de enquête European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC). De inkomensgegevens hebben steeds betrekking op het jaar dat voorafgaat aan het enquêtejaar. Dit betekent bijvoorbeeld voor het enquêtejaar 2020 dat bij de berekening van deze indicator de inkomens van 2019 zijn gebruikt, die niet beïnvloed werden door de covid-19-crisis (Statbel 2021a).

Statbel organiseert in België deze binnen de EU geharmoniseerde enquête en stelt de resultaten ervan ter beschikking, onder meer aan Eurostat. 2004 is het eerste jaar waarvoor Europees geharmoniseerde gegevens zijn verzameld waarmee de indicator berekend kan worden. De hier gebruikte gegevens komen van Eurostat dat gedetailleerde en vergelijkbare data voor de EU-lidstaten publiceert. Omdat de gegevens op een enquête gebaseerd zijn, moet er rekening gehouden worden met een onzekerheidsmarge. Die onzekerheidsmarge wordt groter naarmate de indicator berekend wordt op kleinere subpopulaties. De betrouwbaarheidsintervallen (BI) zijn op verzoek verkrijgbaar bij Statbel.

Vanaf 2019 werd de enquêtemethode grondig herzien met het oog op een grotere nauwkeurigheid, waardoor de gegevens tot en met 2018 niet vergelijkbaar zijn met de gegevens vanaf 2019.In 2020 had de covid-19-pandemie een impact op de gegevensverzameling. Hierdoor zijn de resultaten van SILC 2020 moeilijk te vergelijken met die van de voorgaande jaren (Statbel, 2021b). Daarom worden ze niet gebruikt om de langetermijntrend te berekenen en te evalueren.

Doelstelling: de inkomenskwintielverhouding mag niet stijgen.

De duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen of SDG’s die de Verenigde Naties in 2015 hebben aangenomen, bevatten subdoelstelling 10.4: "Beleid voeren dat geleidelijk tot een grotere gelijkheid leidt, in het bijzonder inzake fiscaliteit, lonen en sociale bescherming".

De Federale beleidsvisie op lange termijn inzake duurzame ontwikkeling stelt dat "Aangezien een inclusieve maatschappij het welzijn van elke persoon wil bevorderen, zal het essentieel zijn om armoede en sociale ongelijkheden te bestrijden" (inleiding van de uitdaging "Een maatschappij die de sociale cohesie bevordert"; Belgisch Staatsblad 08/10/2013).

Omdat de inkomensongelijkheid in België in vergelijking met de andere EU-lidstaten laag is en bovendien stabiel is gebleven, kan ervan uitgegaan worden dat, om bij te dragen tot de uitdaging van de Federale beleidsvisie en de SDG-subdoelstelling, de inkomenskwintielverhouding, als maatstaf voor inkomensongelijkheid, niet mag stijgen.

Evolutie: tussen 2004 en 2022 daalde de inkomenskwintielverhouding van 3,9 tot 3,6, rekening houdend met de nieuwe methodologie gebruikt vanaf 2019. Ondanks de Covid-crisis en de daarmee gepaard gaande lockdowns en economische schade is deze indicator in België tussen 2019 en 2022 niet gestegen: in die periode schommelde de waarde van de indicator rond 3,6. Het Belgische beleid tijdens deze crisis om vooral de inkomens in de laagste decielen veilig te stellen verklaart dit (Federal Public Service Social Security, 2023).

Internationale vergelijking: de inkomenskwintielverhouding in de EU27 situeert zich op een hoger niveau dan in België. Tussen 2004 en 2022 schommelde die rond 5 en in 2022 kwam de inkomenskwintielverhouding overeen met 4,7. Er bestaan grote verschillen in inkomensongelijkheid tussen de EU27-lidstaten: landen die het meest getroffen zijn door de economische crisis kennen een aanhoudend grote inkomensongelijkheid, terwijl ze in België relatief stabiel en laag bleef (EU, 2019; Federal Public Service Social Security, 2018). In een verdeling van de lidstaten in drie groepen behoort België in 2022 tot de best presterende groep. In dat jaar stond Slovakije met 3,1 op de eerste plaats en Bulgarije met 7,3 op de laatste.

Opsplitsing volgens gewest: de inkomenskwintielverhouding in 2022 is met de nieuwe methodologie, gebruikt vanaf 2019, 5,6 in Brussel (BI95% 4,8 – 6,4), 3,2 in Vlaanderen (BI95% 3 – 3,4), 3,4 in Wallonië (BI95% 3,1– 3,7) en 3,6 in België (BI95% 3,5 – 3,7). De vergelijking tussen gewesten en de analyse van de ontwikkeling van deze indicatoren in de tijd moet rekening houden met de omvang van de betrouwbaarheidsintervallen.

VN-indicator: de gekozen indicator stemt met geen enkele SDG-indicator overeen, maar sluit wel aan bij subdoelstelling 10.4. De inkomenskwintielverhouding van de bevolking is immers een maatstaf van inkomensongelijkheid die onder meer bepaald wordt door het beleid inzake fiscaliteit, lonen en sociale bescherming.

Bronnen